De ‘grote drie’ van de abstracte kunst, Kandinsky, Mondriaan en Malevitsj, maakten kunst die geworteld was in de esoterie. Zij waren lang niet de enige kunstenaars bij wie spiritualiteit een belangrijke drijfveer vormde. Dat had te maken met de maatschappelijke ontwikkelingen in die tijd: alle technologische ontwikkelingen in de 19de eeuw brachten veel goeds, maar hadden ook een duistere achterkant. De industriële ontwikkeling die het gevolg was van alle nieuwe vindingen had geleid tot smerige, overvolle steden waar besmettelijke ziektes welig tierden en de meeste mensen in bittere armoede leefden. Dat zorgde voor tegenreacties. Een daarvan was het ontstaan van wantrouwen in materiële waarden en de materie zelf. Bij het gegoede en artistieke deel van de samenleving in West-Europa leidde dit tot een enorme toename van belangstelling voor spiritualiteit. De theosofie en de antroposofie ontstonden en kregen veel aanhangers. En dat zien we terug in de kunsten.
Paul Sérusier, Edvard Munch, Frantisek Kupkå, Jacob Bendien zijn maar enkele van de beeldend kunstenaars waarvan we in hun werk spiritualiteit als bron terug zien. Datzelfde geldt voor de bekende abstract werkende kunstenaars als Kandinsky, Mondriaan, Malevitsj en de tot voor kort onbekende Hilma af Klint.
Voor een goed begrip van de kunstwerken worden de esoterische ideeën die een rol gingen spelen in de kunsten toegelicht. U ziet prachtige afbeeldingen van de kunstwerken en u hoort mooie, bijpassende muziek. Zo hoort u werk van Chausson, Bach, Weill en Weinberg.
De vroege abstracte kunst kan niet begrepen kan worden zonder enige kennis over de invloed van de spiritualiteit. Daarom is dit voor iedereen die van abstracte kunst houdt een ‘niet te missen’ lezing!
Geïnteresseerd in deze lezing? Neem dan contact met mij op.
Voor een goed inzicht in de abstracte kunst zoals deze zich begin 20ste eeuw op een aantal plaatsen in de wereld manifesteerde is er een fascinerende zesdelige serie: Series lezingen.
Afbeelding: Paul Sérusier (1863-1927), Tetaëders, circa 1910; De gouden cilinder, circa 1910.