Beeldende kunst en muziek in New York (1900-1960)
In de eerste decennia van de 20ste eeuw domineerde in New York de Europese kunst. New Yorkers die van moderne kunst hielden, bewonderden Picasso, Matisse, de Chirico en vele anderen. Voor jonge Amerikaanse kunstenaars konden ze geen waardering opbrengen. De beroemde Armoryshow uit 1913 bestendigde die situatie. Gaandeweg begon dat beeld te veranderen. Edward Hopper (1882-1967) was een van de eersten die roem en eer ten deel viel. Hij was toen echter al in de veertig.
De stad New York veranderde in hoog tempo. De stad ging de hoogte in. Het Chrysler building en het Empire State building verrezen. Dàt waren de iconen van de moderniteit voor de New Yorkers. Beeldend kunstenaars gaven ze weer en filmers lieten de huiveringwekkende toekomst van de moderne stad zien. Toen kwam de crisis. In een klap stortte de economie in elkaar. Velen verloren al hun kapitaal of hun baan. Kunstenaars konden al helemaal niet meer rondkomen, maar gelukkig was daar het subsidieprogramma van Theodore Roosevelt. Vanuit die gesubsidieerde situatie rees de kunst uit haar as. Willem de Kooning, Jackson Pollock, Mark Rothko en tientallen andere kunstenaars uit New York overleefden dankzij dit programma. Ze werden beroemd onder de naam ‘abstract expressionisten’. Ze discussieerden met elkaar over kunst, ze troffen elkaar in bars en clubs, ze hoorden muziek van John Cage en ze dronken, ze dronken… Voor een enkeling tot de dood er op volgde.
Natuurlijk was er ook de jazz, de blues en tenslotte ook de vadermoord op de beroemde kunstenaars van het abstract expressionisten.
Dat alles ziet u en hoort u in deze heerlijke lezing over ’the big Apple’.
Geïnteresseerd in deze lezing? Neem dan contact met mij op.
Afbeelding: Willem de Kooning (1904-1997), Verwisseld, 1955; Franz Kline (1910-1962), Hot jazz, 1940; Jackson Pollock (1912-1956), Galaxy, 1947.